360 Magazine
Absint, de creatieve motor. Hoe een sterk groen drankje de kunst veranderde
Was het duivelse of goddelijke absint inderdaad de motor achter de ismen in de artistieke wereld? Bij grote namen als Manet, Monet, Degas en Van Gogh speelde absint in ieder geval een voorname rol. Vooral in het werk van Picasso was de ‘groene fee’ een belangrijk thema.
Parijs, de nadagen van de negentiende en de eerste jaren van de twintigste eeuw. Een klein uitgevallen heerschap met een groen gezicht fietst door de straten. Soms schreeuwt hij, vaak slaat hij zich op de borst… Hij is nogal eens onder invloed van de absint, zijn geliefde godin, de ‘groene fee’, die hij in grote hoeveelheden tot zich neemt en wel puur, zonder het rituele gedoe met suiker en water waarmee anderen het spul minder sterk maken. Het is een gevaarlijk sujet; hij heeft een revolver bij zich waarmee hij flessen openschiet en hij heeft een eenmalig opgevoerd toneelstuk geschreven dat hem op de kaart zette. Het is Alfred Jarry en lang heeft hij niet meer te leven. Zoals het hoort bij mythische figuren zal hij jong sterven.
Pablo Picasso, Drinkende man, 1901. – ©
Het is niet zeker of Pablo Picasso hem tijdens zijn bezoeken aan Parijs heeft leren kennen. Vaststaat dat Picasso een van de bewerkingen op basis heeft bijgewoond en ook lijkt bewezen dat hij na Jarry’s dood diens revolver, manuscripten en andere eigendommen onder zijn hoede nam. Mogelijk heeft het brein van de jonge schilder aan de vreemde snoeshaan de wirwar van kleur, object, vlakken en perspectieven te danken, het gevolg van alcoholische beneveling… Als incidentele absintdrinker zal Picasso de mensen blauw zien en zo zal hij hen schilderen. En daarna roze, waarvoor hetzelfde geldt. En daarna merkwaardig, als het ware uiteengevallen in vreemde vlakken of geometrische figuren en ook zo zal hij hen schilderen.
Mythische drank
De mythische drank – aldus de schrijver en kunstcriticus Jane Ciabbatari een paar jaar geleden in een bijdrage voor de BBC – ‘was goed voor visioenen en droomtoestanden die in het artistieke werk doorsijpelden. Hij gaf de stoot tot het symbolisme, het surrealisme, het modernisme, het impressionisme, het postimpressionisme en het kubisme.’ Was absint inderdaad de grote creatieve motor achter al die ‘ismen’? Manet, Monet, Degas, Van Gogh of Toulouse-Lautrec, om maar enkelen van de inmiddels groten uit die tijd te noemen, maakten schilderijen met de absint als protagonist en ook talloze portretten van drinkers van de drank. Zo ook Picasso.
De relatie tussen de schilder uit Malaga en de absint uit zich voor het eerst in het portret van een vrouw die in haar eentje zit te drinken. Ze heeft een wezenloze blik, haar lippen zijn knalrood en haar glas is felgroen. Ze wordt hier niet nader aangeduid, maar haar gezicht komt terug op een heleboel andere schilderijen uit die tijd en alles wijst erop dat het gaat om Odette, zijn eerste Parijse geliefde. Of een van de eerste, want het jonge drietal dat Pablo Picasso, de onfortuinlijke Carlos Casagemas en Manuel Pallarés in Parijs vormden gaf de polyamorie een flinke zet, met medewerking van Germaine, Antoinette en de genoemde Odette.
Ze sloegen zich er vaak rommelig en zo goed en zo kwaad als het ging met elkaar doorheen maar soms betekende kwaad fataal. In februari 1901 pleegde Casagemas in een bar zelfmoord nadat hij had geprobeerd Germaine met een schot van het leven te beroven, een gebeurtenis die diepe indruk op Picasso maakte, zonder hem er overigens van te weerhouden zijn relatie met de voormalige geliefde van zijn dode vriend voort te zetten. Wel krijgt vanaf dat moment het palet van Picasso donkere ondertonen.
Pablo Picasso, De absintdrinker, 1902. – ©
Daarvoor schilderde hij onverzadigbaar, net als zijn leven in de Parijse bohème, en hij probeerde zo veel mogelijk werk klaar te hebben voor de tentoonstelling die zijn doorbraak zou betekenen: de succesvolle expositie in de galerie van de belangrijke kunsthandelaar Ambroise Vollard. In de tekst van Christie’s bij het schilderij De absintdrinkster (1901) staat dat Picasso eind mei, begin juni wel tien schilderijen per dag maakte. Tot dan overheerst in zijn werk de kleur en thematiek die hij haalde uit het dagelijks leven, zíjn dagelijks leven met name, en dat betekende ook altijd vrouwen, veel vrouwen: vrouwen die glimlachen, vrouwen die in zichzelf zijn gekeerd, vrouwen die denken aan wie zal het zeggen, die in hun eentje drinken, die drinken… Maar in al die drukte sijpelt al het fletsblauwe licht Picasso’s schilderkunst binnen als gevolg van de affaire-Casagemas. Het blauw wordt belangrijker en je ziet het overal terug bij die andere absintdrinkster uit 1901: in de jurk, de fles, het glas, de weerspiegelingen op de huid, de diepte in de spiegel…
‘Wat is het verschil tussen een glas absint en de zonsondergang?’
De eenzame drinksters uit de vorige periode waren ernstig, maar hadden iets kleurigs wat ze met de wereld verbond. In 1902 neemt het blauw het hele palet van Picasso en het gemoed van zijn personages over. Niemand ontsnapt aan de melancholie op werken als De slaperige drinkster, die boven haar glas indut, of het portret dat Picasso een jaar later zou maken van zijn vriend Ángel Fernández Soto. Met hem had hij een wild leven en een verdieping gedeeld maar in 1903 beeldt hij hem uit voor een groot glas absint, met een nietszeggend gezicht en een verveelde of minachtende trek om zijn mond.
Het wordt nog erger als er twee figuren op de schilderijen staan; een man en een vrouw die elkaar niet aankijken en niet praten, die niets lijken te delen behalve een drankje. Personages en schilderijen die de wereld vol misdeelden bepalen waarin de blauwe periode van Picasso verandert. Zelfs zijn vrienden komen er bekaaid van af. Sebastiá Junyer portretteert hij in 1903 naast een prostituee met wie hij om de ruimte en de bank lijkt te strijden. Ze kijken allebei voor zich uit, allebei in hun eigen gedachten en melancholie. Ze doen sterk denken aan het paar dat Degas bijna drie decennia eerder schilderde onder de titel Het café of, eenvoudig, Absint.
Keerpunt
1904 is een keerpunt in het leven van Picasso. Hij verandert van woonwijk en algauw ook van kleurenpalet. Na diverse terugkeren naar Spanje vestigt hij zich in Parijs en betrekt een studio in Montmartre. Het brengt hem een zekere stabiliteit, wat wordt versterkt door zijn kennismaking met Fernande Olivier, met wie hij een liefdesrelatie begint die met onderbrekingen tot 1912 zal duren. Het gaat hem voor de wind; de blauwe jaren van armoede en triestheid maken plaats voor het roze en de absint, die intussen het nodige aanrichtte in de Franse samenleving en elders, laat hij achter zich.
Maar dat duurt niet lang. En ook in zijn werk keren de sporen terug. In Glas absint, uit 1911, wordt het glas in kwestie uitgebreid en minutieus ontleed: de geometrie van het voorwerp heeft de overhand zoals dat hoort bij analytisch kubistisch werk. De presentatie als geheel is minder onbarmhartig: letters of materialen geven aanwijzingen over de voorstelling en voeden het werk met z’n eigen werkelijkheid. Op doeken als Absint en brieven of Cafétafel met Pernodfles, beide uit 1912, herken je makkelijk de elementen waarvan in de titels sprake is.
Pablo Picasso, Absintglas, 1911. – ©
Het glas absint dat in verschillende perioden voorkomt en de ruggengraat vormt van deze tocht door het werk van Picasso kent een van zijn spectaculairste weergaven in een doek uit 1914. Daarin wordt de ruimtelijkheid gesuggereerd van de collage waarmee de Spanjaard zich sinds een paar jaar driedimensionaal bezighield. Ja, het gaat om een kleine sculptuur, een brons dat is beschilderd met olieverf en bovenop rust een ‘echt’ metalen lepeltje dat herinnert aan het ritueel dat bij het drankje hoort: de absint zat onderin een glas waarop een lepeltje met spleetvormige gaatjes lag. Op het lepeltje legde je een klont suiker waarover het water werd gegoten dat de pure absint veranderde in een iets zoeter en minder sterk melkkleurig drankje. In dit werk weet hij een kruising te bewerkstelligen tussen een artistiek en een echt voorwerp: de lepels met gaatjes die hij kocht om aan elk van zijn zes sculpturen toe te voegen.
Gewaagd
In de permanente collectie genaamd ‘Gesprekken met Picasso, Collectie 2020-2023’ van het museum in Málaga is het Glas absint te zien dat de maker zelf bewaarde tussen de zes gegoten bronzen die allemaal zijn gebaseerd op een wassen maquette. Het was voor het eerst dat hij variaties aanbracht op een bepaalde zelfde sculptuur zodat alle zes de exemplaren uniek zijn, met wisselende gebieden die qua kleur, patroon en textuur in het oog springen. Ook wordt het uniek door de rechte hoek die het handvat van de lepel heeft en die, curieus genoeg, rechts op de foto’s staat die Brassaï in 1943 in het appartement van Picasso in de Rue des Grands Augustins heeft gemaakt.
Pablo Picasso, Retrato de Sebastián Junyer Vidal, 1903. – ©
De Hongaarse fotograaf vertelt jaren later welke indruk het kunstwerk op hem maakte: ‘Ik zie ineens het glas absint, nogal gewaagd in die tijd. Het was voor het eerst dat zoiets eenvoudigs in een sculptuur veranderde!’ Dankzij de aandacht die Picasso het gaf. ‘Wat is het verschil tussen een glas absint en de zonsondergang?’ zou Oscar Wilde hebben gezegd. Het verschil? Het onverwoestbare genie van Picasso.