360 Magazine

360 Magazine


Niet iedereen in het Globale Zuiden is rouwig om de teloorgang van USAID

April 07, 2025

Volgens de Keniaanse opinieschrijver Patrick Gathara heeft ontwikkelingshulp altijd in dienst gestaan van een wereldwijd koloniaal systeem. De implosie van deze bedrijfstak, waar de ontmanteling van USAID een voorbeeld van is, biedt de kans om een ​​nieuwe wereldorde te scheppen met meer onafhankelijkheid en gelijkheid.

De bliksemcampagne van Donald Trump tegen het US Agency for International Development (USAID) heeft deze organisatie, die als ‘grootste donor ter wereld’ te boek staat, te gronde gericht. Aan de betrokkenen de ondankbare taak het internationale systeem voor ontwikkelings- en humanitaire hulp van de totale ondergang te redden. Velen betreuren de ernstige gevolgen van dit ongeëvenaarde besluit van de Amerikaanse president, die hierin overigens niet helemaal alleen staat, want ook andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, willen bezuinigen op ontwikkelingshulp.

Ontwikkelingswerker Luca Crudeli, naar eigen zeggen sinds 2003 gepassioneerd bezig met zijn vak, schreef op LinkedIn dat hij gebukt gaat onder het gevoel ‘dat de morele kern van ons werk geruisloos uit onze handen glipt’ en onder het verontrustende besef ‘dat de humanistische essentie van ontwikkelingshulp zoek kan raken in een wirwar van contracten en strategische statistieken’.

Maar die omschrijving van ontwikkelingshulp als iets essentieel humanistisch zal veel mensen in het Globale Zuiden nogal wrang in de oren klinken. Ongetwijfeld zijn veel ontwikkelingswerkers fatsoenlijke mensen met moreel besef die zich oprecht bekommeren om het welzijn van hun medemensen wereldwijd. Ook staat vast dat de hulpindustrie ervoor zorgt dat miljoenen mensen kunnen overleven.

Desalniettemin is de essentie van ontwikkelingshulp altijd al veel minder humanistisch geweest dan de pleitbezorgers ervan beweren. In werkelijkheid is de hulpindustrie een instrument voor geopolitiek beheer geweest, een middel om wereldwijde ongelijkheid en de onttrekking van middelen die deze voedt in stand te houden in plaats van tegen te gaan. De afgelopen dagen, na de teloorgang van USAID, heeft deze realiteit steeds meer aandacht gekregen ​​– bewust of onbewust.

Amerikaanse belangen

Een verklaring van InterAction, een alliantie die ‘de stemmen van Amerika’s leidende humanitaire en ontwikkelingsorganisaties bundelt en versterkt’, maakte dat heel duidelijk. Deze organisaties, zo stond er vóór een haastige herschrijving, ‘werken onvermoeibaar om levens te redden en de Amerikaanse belangen wereldwijd te bevorderen’. Met de toevoeging dat de aanval op USAID ‘programma’s ter ondersteuning van Amerikaans mondiaal leiderschap’ heeft opgeschort en ‘gevaarlijke vacuüms heeft gecreëerd die China en onze tegenstanders snel zullen opvullen’. Klinkt dit ‘humanistisch’?

Marina Kobzeva, die bijna twintig jaar als hulpverlener heeft gewerkt, schreef in een reactie hoe verschillend er op de verklaring is gereageerd. Collega’s uit het Globale Noorden repten van een ‘slechte formulering’ en ‘een oprechte vergissing’, terwijl die uit het Globale Zuiden een soort genoegdoening leken te voelen: ‘Eindelijk laten ze hun ware aard zien.’

Goed beschouwd was de hulpindustrie een rechtstreeks vervolg op de ‘beschavingsmissie’ van het kolonialisme

Het westerse humanitarisme is vanaf het begin nauw verbonden geweest met westers kolonialisme. Zo werd de Berlijnse Conferentie van 1884-1885, die de opmaat vormde voor de verovering van Afrika door Europa, als een humanitaire aangelegenheid gepresenteerd. En hoewel de eerste humanitaire organisaties werden opgericht om de gruwelijke gevolgen van conflicten in Europa aan te pakken toen wederopbouwprojecten na de Tweede Wereldoorlog op een lager pitje kwamen te staan, begonnen veel organisaties zich te roeren in het Globale Zuiden, waar ze het westerse hegemonisme actief ondersteunden.

Goed beschouwd was de hulpindustrie een rechtstreeks vervolg op de ‘beschavingsmissie’ van het kolonialisme. Het weldoenersimago verdoezelt de uitbuitende natuur van het internationale systeem, en probeert de ergste excessen te verzachten zonder daadwerkelijk aan dat systeem te tornen. Feitelijk is er sprake van een symbiotische relatie. De hulpindustrie legitimeert wereldwijd op exploitatie gerichte handels- en bestuursstelsels, en wat die opleveren legitimeert weer het bestaan ​​van hulporganisaties.

Structurele transformatie

Hierdoor is de geracialiseerde wereldorde nauwelijks veranderd en blijft er diepe ongelijkheid bestaan, ondanks de groei van hulp- en ontwikkelingsorganisaties. Een onderzoek uit 1997 van het Amerikaanse Congressional Budget Office concludeerde dat buitenlandse hulp hooguit een marginale rol speelde in economische ontwikkeling en het menselijk welzijn, en die ontwikkeling zelfs kon belemmeren, afhankelijk van plaats en omstandigheden.

Het is daarom niet verrassend dat nu de hulpsector bezig is om te vallen, sommige zogenaamde begunstigden daar niet zo rouwig om zijn. Heba Aly, voormalig directeur van het persbureau The New Humanitarian, merkte op dat tijdens een recente bijeenkomst ‘sommige activisten uit het Globale Zuiden zich minder zorgen maakten over bezuinigingen op hulp dan de donoren. Het zou hun eigen leiders misschien dwingen verantwoordelijkheid te nemen en niet langer afhankelijk te zijn van ondersteuning.’ Hieruit blijkt hoe hulpverlening fundamentele hervormingen van zowel mondiale als nationale systemen van koloniale exploitatie vervangt door liefdadigheid.

‘Als dit het begin is van het einde van hulp, moeten we ons richten op een structurele transformatie’

De uitholling van westerse hulp zal ongetwijfeld tragisch en pijnlijk zijn. Sommige van ’s werelds meest kwetsbaren zullen lijden, velen zullen sterven. Dit aspect verdient een belangrijke plaats in discussies over de rechtvaardigheid of kwalijkheid van hulp in het algemeen. We moeten de wereld tegemoet treden zoals die is, niet zoals we willen dat die is, en al het mogelijke in het werk stellen om ongunstige effecten te verzachten.

Maar dit is ook een kans om een wereld zonder ontwikkelingshulp op te bouwen. ‘Als dit het begin is van het einde van hulp,’ schrijft Aly, ‘moeten we ons richten op een structurele transformatie’: de hervorming van mondiale handels- en financiële systemen die ervoor hebben gezorgd dat de armsten hebben betaald voor de levensstijl van de rijken.

Dat betekent niet dat we een Hobbesiaanse wereld krijgen zonder solidariteit. Wel een wereld waarin liefdadigheid geen dekmantel is voor onrechtvaardigheid. Het einde van hulp betekent idealiter ook het einde van ’ontwikkeling’, een verderfelijke ideologie die ervan uitgaat dat de ‘ontwikkelde wereld’, waarvan de welvaart stoelt op de ruïnering van andere samenlevingen en van de aarde, een voorbeeld is dat navolging verdient. We moeten werken aan een wereldorde die werkelijk humanistisch is.